De oorsprong van de Schotse Ritus
De Schotse Ritus vindt zijn oorsprong niet in Schotland maar in Frankrijk. Daar ontstaat in het begin van de achttiende eeuw de uitdrukking Écossais’of ‘Schots’als aanduiding van een werkwijze. De vrijmetselarij is van aanzienlijk oudere datum dan het jaar 1717, waarin Londen de eerste grootloge van Engeland en Wales wordt gehouden. Ook in de zestiende eeuw waren er al vrij veel loges in Engeland, Ierland en vooral Schotland, waar de loge van Kilwinning, Edinburgh, Melrose en Aberdeen van lang voor 1717 dateren.
In de zeventiende eeuw dienden onder de Franse koningen allerlei buitenlandse regimenten. In het bijzonder Schotland en Zwitserland waren in die tijd leveranciers van soldaten die zich verhuurden aan de best betalende broodheren, onder wie Lodewijk XIV van Frankrijk. De ‘Schotse Garde’ was beschermer des konings. Waarschijnlijk bevonden zich onder bedoelde Schotse militairen operatieve ‘maçons’. Van speculatieve vrijmetselarij was in die tijd in Frankrijk nog geen sprake.
Een verklaring van de naam Schotse graden is misschien te vinden in de invloed van de kringen rond de gevluchte omstreden Engelse koning James Stuart II, in Nederland bekend als Jacobus Stuart II. Die was met zijn gezin op 23 december 1688 naar Frankrijk gevlucht, waar hij zich met steun van Lodewijk XIV vestigde in St. Germain-en-Laye (bij Parijs). Tal van trouwe aanhangers waren hem naar Frankrijk gevolgd in de hoop op zijn spoedige terugkeer naar Engeland en het herstel van de oude monarchie. Nadat Jacobus II zijn definitieve nederlaag tegen de Engelse koning-stadhouder Willem III had geleden, vestigden nog meer van zijn aanhangers zich in Frankrijk. Hieronder bevonden zich ook maçons. Voorbeeld: in een van Jacobus’ verslagen Ierse legereenheden bestond een loge sinds 1688. Deze was aanvankelijk operatief werkzaam, maar kreeg later een speculatief karakter en zette zijn bestaan nog ruim honderd jaar voort.
Jacobus’ aanhangers, ook wel ‘Jacobieten’ genaamd, bleken een stimulerende invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de Franse vrijmetselarij. Een voorbeeld: officieren uit het leger van Jacobus II schijnen op 25 maart 1688 te St. Germain een loge, La Parfaite Egalité, te hebben gesticht. Zeker is dat de constitutiebrief van deze loge op 9 oktober 1772 door de Grande Loge de France werd vernieuwd.
Bij de oprichting van de (symbolieke) Loge de Saint Thomas waren alle leden Schotse en Engelse Jacobieten, met uitzondering van een vijftal Fransen. Deze loge had al snel een grote reputatie en telde na enkele jaren enige honderden leden.
Omstreeks 1725-1730 werd in Engeland een afzonderlijke meestergraad ingevoerd. Er ontstond een groeiende behoefte aan een verdere verdieping van de betekenis en de inhoud van de mythe van Hiram Abiff. De Schotse graden hielden zich hiermee bezig. Een van de oudste Schotse loges werd in Bordeaux gesticht tussen 1740 en 1744 en droeg de naam La Parfaite Harmonie.
Zo ontstond eerst de Loge de Perfection en later de Rite de Perfection.
Hendrik Andries Francken
Een van de eerste daden van grootinspecteur Morin was het benoemen van een gedeputeerd inspecteur generaal. Hij koos hiervoor Hendrik Andries Francken, die bij de douane in Kingston op Jamaica werkte en van Nederlandse afkomst was. Francken kreeg de machtiging de Rite de Perfection op het westelijk halfrond te helpen verspreiden.
Kort daarna werd Francken naar New York overgeplaatst. Hij stichtte in 1767 in Albany (New York) de eerste loge van volmaking op het Amerikaanse continent. Deze loge kende veertien graden. Later werd, ook in Albany, een grote raad van Prinsen van Jeruzalem gevestigd, (thans de 16e graad).
Francken benoemde in Amerika een aantal gedeputeerd inspecteurs, waaronder enige Nederlandse emigranten, die de perfectiegraden verder over het continent hielpen verspreiden. Francken heeft de beschikbare Franse ritualen in het Engels vertaald, waardoor de Rite de Perfection vaste voet kreeg onder de kolonisten in het Britse gebied in Amerika.
Mede door de activiteiten van Morin en Francken en later ook van de uit Frankrijk naar Santo Domingo geëmigreerde graaf De Grasse Tilly en diens schoonvader DeLaHogue groeide in Amerika de belangstelling voor het Schotse stelsel en werd dit geleidelijk zelfs uitgebreid tot 33 graden, met als hoogste bestuursorgaan een Opperraad.
De constituties van 1762 en 1786
De Schotse Ritus kan worden beschouwd als een voortzetting van het in het midden van de achttiende eeuw gegroeide stelsel van de Rite de Perfection. In de loop der jaren werd dit uitgebreid tot 33 graden. Dit vereiste een aanvulling van de in 1762 vastgestelde constituties voor de Rite de Perfection. Deze kreeg gestalte in de Grote Constituties van 1786. Beide constituties worden nog steeds door alle erkende Schotse grootmachten als basisdocumenten van de Schotse Ritus beschouwd.
De zinspreuk ‘Universi Terrarum Orbis Summi Architectonis ad Gloriam Ingentis’ – ‘Ter ere van de Opperbouwmeester des Heelals’ – is hieraan ontleend. Deze zinspreuk staat op alle gedrukte uitgaven van de Opperraad. Daarop staat ook altijd het embleem der Orde, een dubbelhoofdige adelaar, in zijn klauwen een zwaard torsend, en een banderol met het devies:
‘DEUS MEUMQUE JUS – ‘God en mijn Recht’.